Ons bestuurslid Herre heeft een tuin van 6000 m2 ,die ruim 15 jaar niet onderhouden was en werd overwoekerd door Amerikaanse vogelkers, bramen en brandnetels. Vogels waren er bijna niet en van onder begroeiing was geen sprake: zaailingen van bomen (behalve de vogelkers) waren een zeldzaamheid.
De is tuin omgetoverd tot een bio divers paradijs: Alle Amerikaanse vogelkers bomen zijn verwijderd, incl. wortels. De helft is redelijk open terrein, de andere helft is bos.
De eerste helft van het perceel draagt bij aan biodiversiteit door toevoeging van bloemen van voornamelijk inheemse drachtplanten en de andere helft (het bos) met vroeger slechts 3 soorten anders dan Amerikaanse vogelkers is divers gemaakt door toevoeging van linde, hazelaar, tamme kastanje, vladder iep, berk, wilg, krent, kornoelje, vuilboom, vlier, enz. En na een jaar is de bosbodem weer gezond aan het worden, waar paddenstoelen in de herfst opkomen en waar volop uiteenlopende zaailingen aanwezig zijn.
De tuin is verder ook weer een vogelrijk gebied geworden, en met bezoekers als de das, eekhoorn, ringslang en muis.
Vanzelfsprekend wordt geen gif gebruikt en worden planten gekozen die bij voorkeur biologische gekweekt zijn, terwijl ook twee en driejarige boomzaailingen via de MeerBomenNu acties hebben geholpen de achterstand in aangroei van onderuit in te halen.
Er staan twee bijenkasten in een hoek van de tuin en in 2023 bleek dat deze maar zeer sporadisch op de gevarieerde bloemenpracht foerageerden. Kennelijk richtten zij zich op bomen met grote hoeveelheden van eenzelfde dracht, want er werd goed gevlogen vanuit de kasten.
Voor 2024 staat op het programma om tenminste een keer per week een soort meetnet actie (zoals ook voor het vlindernet op de hei gebeurt) uit te voeren in de tuin om te registreren hoeveel wilde bijen, hommels en honingbijen er worden gesignaleerd op de drachtplanten en om gedrag vast te stellen als bijvoorbeeld een insect een bloem snel verlaat omdat die al leeg zou zijn (geen nectar en/of stuifmeel)
Uit de drachtplantanalyse blijkt dat het hele jaar door voldoende drachtplanten aanwezig zijn en deze metingen en waarnemingen zulle bijdragen aan de kennis van het onderlinge gedrag van de bestuivers indien er ruime biodiversiteit aanwezig is.
Wij kunnen het ook nog reken technisch benaderen:
2 honingbijkasten hebben in het voorjaar 15-20.000 bijen en in de zomer 50-60.000 bijen. 75% vliegt maximaal, dus max. 30.000 – 90.000 bijen. Zij vliegen tot 2,5 km ver. Een evenredige verdeling van de bijen over dit gebied zou het volgende betekenen:
Oppervlakte 2,52 [r2] x 3,14[pi]= 19.625 km2.
30.000 bijen. Dus 30.000/19,625= 1.529 bij per km2 in de lente (1 honingbij per 654 m2).
90.000 bijen. Dus 90.000/19,625= 4.586 bij per km2 in de lente (1 honingbij per 218 m2).
Een perceel van 3.000 m2 zou dan ongeveer 4,5 tot 13 honingbijen bevatten. Dichter bij de kast zal het iets hoger liggen.
De eerste metingen (zie grafiek) geven een gemiddelde van 1,6 honingbij en een piek van 32 (vgl. wilde bij 20).
Grafische weergave van de metingen
Er vindt tot nu toe geen verdringing plaats en ook in het gedrag is te zien dat er voldoende nectar en stuifmeel beschikbaar is. Als een bloem “leeg” is, bezoekt de bij of vlinder deze, maar vertrekt weer onmiddellijk. In het andere geval blijft hij/zij een tijdje bezig in de bloem.
Tot nu toe zijn 7 verschillende soorten hommels gezien en 6 verschillende soorten solitaire bijen en een paar bijzondere vliegers zoals de gewone wolzwever, die net zoals kolibries, voor een bloem hangt om nectar uit zuigen met z’n lange tong.